De spelende mens (Oct 2018)

Column voorgedragen tijdens “De spelende mens” van De Link en Academic Forum, 30 okt 2018

 

Ooit werd ik als jongen een blauwe maandag gepest op school. Ik kwam niet van hier en ik had een bril, waarschijnlijk praatte ik raar. Ik ging ontsteld naar de juf, die de jongens ter verantwoording riep. Het was maar een spelletje, zeiden ze. Het was niet serieus bedoeld. Maar wat betekent dat eigenlijk? Vaak wil men ermee zeggen, de pijnlijke gevolgen waren niet de bedoeling, die hebben we niet gewild. Maar kan een spel niet ook zeer kwalijke consequenties hebben? Als een kat met een muis speelt loopt dit voor de muis zelden goed af. Toch denk ik dat het soms wel zin heeft om iets als spel te bestempelen om zo onaangename consequenties te ontlopen. Of laat ik het zo zeggen: de pestkoppen hadden, waarschijnlijk zonder het te weten, een historisch precedent. Ook de oude Grieken kenden deze methode van zelfrelativering om de eigen huid te redden.

Als het erom gaat de onaangename consequenties van bepaalde keuzes of handelingen genadeloos messcherp in te beeld te brengen, dan gaat het natuurlijk over de Griekse tragedie. Bijvoorbeeld Sophokles’ Antigone. Om even heel kort het plot in herinnering te roepen: Antigone wordt door Kreon, het staatshoofd, verboden om haar broer Polyneikes te begraven, omdat Polyneikes oorlog heeft gevoerd tegen de staat en in de ogen van Kreon dus een staatsvijand is. Antigone ziet het echter als haar heilige plicht om haar familieleden te begraven en negeert Kreons verbod, waarop Kreon haar ter dood veroordeelt. In de daaropvolgende verwikkelingen komen zowel Kreon als Antigone om het leven, plus nog enkele te zeer in hun nabijheid verkerende karakters.

Voor de moderne toeschouwer ligt de sympathie meestal bij Antigone, de heldin van het verzet die stuit op de onbuigzaamheid van het heersende macht, van Kreon. Wij, modernen, hebben een zwak voor burgerlijke ongehoorzaamheid, omdat de noodzaak van de contestatie van de heersende orde ons met de paplepel is ingegoten. Dat is modern, maar niet Grieks. Dat is ook niet waar de sympathie van de Griek ligt als het om Antigone gaat. Die ligt noch bij Antigone noch bij Kreon, maar bij de onvermijdelijkheid van de gebeurtenissen die tot hun beider ondergang leiden: het noodlot.

De Griekse tragedie, Antigone niet uitgezonderd, gaat primair over de absolute onverzoenlijkheid van tegengestelde perspectieven. De heilige wet van Antigone, haar familie te eren, blijkt onverenigbaar met de wetten van de goede samenleving waarvoor Kreon symbool staat. In hun wederzijdse onvermogen, oog te hebben voor het perspectief van de ander, gaan beiden ten onder. Dat is geen kwestie van een goede of foute keuze, van wel of geen compromis, geen flaw of character(wat weleens van Kreon gemaakt wordt), maar iederekeuze is reeds lang voorbestemd fataal te zijn.

In onze moderne samenleving, waarbinnen het ter discussie stellen van de heersende orde dermate genormaliseerd is dat ze niet per se een bedreiging voor die heersende orde meer vormt, is het soms moeilijk een positie voor te stellen (of acceptabel te vinden) die geen compromis toelaat. Een goed voorbeeld hiervan is, denk ik, de recente discussie en rechtszaak over Zwarte Piet, met aan de ene kant de Friezen die hechtten aan hun traditie en aan de andere kant de activisten die deze traditie op morele gronden bestrijden. De onverzoenlijkheid waarmee zij tegenover staan, letterlijk niet aan dezelfde tafel willen of kunnen zitten, lijkt niet meer van deze tijd.

Jenny Douwes (de voorvrouw van de Friezen) is als een hedendaagse Kreon, die de waarde van de traditie vertegenwoordigt, en een traditie is precies datgene wat je niet ter discussie behoort te stellen; en Jerry Afriyie (de activistenleider) is Antigone, die vanuit een hogere morele waarde diezelfde traditie ter verantwoording wil roepen en in verzet komt tegen een feest met een symboliek van etnische stereotypering.

De Griek zou zeggen, de vraag is niet wie gelijk heeft. Ze hebben allebei gelijk, maar ze hebben ook allebei ongelijk. Het ongelijk van Jenny Douwes (Kreon) is dat de traditie zich kennelijk ter discussie laat stellen: hetgeen ze tracht te voorkomen is reeds gebeurd – die realiteit ontkent ze. Het ongelijk van Jerry Afriyie (Antigone) is dat hij meent de traditie ongestraft ter discussie te kunnen stellen, zonder schuldig te zijn aan de ondergang van de orde die door de traditie gerepresenteerd wordt. Hij drijft net als Antigone rücksichtlos zijn eigen gelijk door, zonder zich te bekommeren om de gemeenschap. Maar aangezien de gemeenschap ook zijn bestaansvoorwaarde is, vernietigt hij daarmee ook zichzelf.

Een onoplosbare tegenstelling lijkt het, maar volgens de filosoof Hegel hadden de Grieken zelf toch al een oplossing gevonden: de Griekse komedie. In de komedie, zo beschrijft Hegel, trekt de tragedie-acteur zijn masker af en onthult zijn ware zelf: de stuntelende, onhandige mens met zijn rare nukken en merkwaardige capriolen. De komedie onthult dat de tragedie slechts een spel was, waarbij we onszelf maskers opzetten en rollen toebedelen. We doen maar alsof. Het noodlot is niet echt, de onverzoenlijke tegenstelling is maar schijn, wij mensen hebben hem zelf bedacht. Het noodlot, dat ben ik. En ik ben belachelijk.

De komische waarheid van de tragedie, van iedere discussie die uitmondt in tragedie, is dat we onszelf niet eindeloos serieus kunnen blijven nemen. Wees speels en lach, niet om anderen maar om jezelf, vooral om je eigen ernst. Spotten met je eigen gekwetstheid, je eigen vernedering is moeilijk, maar wel een noodzakelijke zelfrelativering om onszelf te redden uit tragische verwikkelingen. Dat is de les van de oude Grieken. Als je niet bereid bent om zelf je eigen speelbal te zijn en met jezelf te spelen, word je onvermijdelijk een speelbal van alle anderen.